| Afdrukken | |
dinsdag, 10 november 2009 13:47 |
Aartsvaders: Mesopotamië en Kanaäneind 3e millennium voor Christus Voortijd: Schepping - 2166 vChr
Op grond van de genoemde rivieren en edelmetalen/stenen is daarbij in twee richtingen gedacht: Urartu tussen het Van-meer en Ararat (in Turkije) in het Noorden, of het oude Sumer in het Zuiden.
Tijd van de aartsvaders: 2166-1876 vChr
LandschapMesopotamië komt grofweg overeen met het moderne Irak. Het is een uitgestrekte alluviale laagvlakte (<200m boven de zeespiegel). De Eufraat (‘de Rivier’, Jozua 24:3; genoemd als grens van het beloofde land, Gen 15:8) en Tigris ontspringen beide op het Ararat massief in ZO Turkije. Ze voeren veel vruchtbaar slib mee en waren/zijn van grote betekenis voor de irrigatie van het gebied. In de droge tijd, wanneer de waterafvoer afnam en de stroming kracht verloor, verstopten zand en slib de rivierlopen. In de loop der eeuwen hebben de rivieren daardoor vaak hun loop verplaatst ('vlechtende rivieren'). Nederzettingen waren afhankelijk van de rivieren en verplaatsten zich derhalve vaak mee. Daardoor vind men tells (puinheuvels met resten van antieke beschavingen) vaak ver van de hedendaagse rivierlopen. De vlakte bood geen mineralen, natuursteen of hout. Voedseloverschot maakte handel mogelijk: kamelen, schapen en geiten, tarwe, gerst, dadelpalmen. Tichelstenen maakte men uit gedroogde (later gebakken) klei, kleding uit wol en vlas, vlotten en boten van papyrusriet (zoals nu nog de laatste moeras-Arabieren in Shatt-al-Arab). KlimaatDe zomers in dit gebied zijn extreem heet (50°C) en droog (100-200 mm/jaar). De eerste bewoners waren dus afhankelijk van overstroming en irrigatie. Door middel van dijken werd het water zorgvuldig verdeeld via kanalen. De natuurlijke omgeving dwong dus via de noodzaak van waterbeheersing tot de ontwikkeling van een sterk centraal bestuur. Samen met het bestaande voedseloverschot droeg dit bij tot het ontstaan van de oudste stedelijke centra en wereldrijken.Behalve de droogte kende Mesopotamië het risico van vloedgolven. Met name de Tigris had een onregelmatige afvoer met twee overstromingsperioden: (1) november-maart, de regentijd in de bergen; (2!!) april-mei, wanneer de sneeuw in het gebergte smolt. In combinatie met zijn grotere verval en stroomsnelheid veroorzaakte dit soms verwoestende overstromingen (vgl. Nahums profetie over Ninevé). KolonisatiegeschiedenisDe eerste bewoners van het gebied bevonden zich waarschijnlijk op de randen van de gebergten die in een wijde boog om Mesopotamië heen liggen: het Taurus gebergte in het Noorden en het Zagros gebergte in het Oosten. Hier was het klimaat koeler en vochtiger en de vegetatie dus dichter (bos). Bovendien kwamen hier de zaaddragende grassen voor waaruit men later graan zou ontwikkelen. Vanuit deze gebergterand daalden de eerste sedentaire landbouwers af naar de vlakte. Van Noord naar Zuid werd vervolgens de vlakte gekoloniseerd - het hete en droge Zuiden het laatst. Sumerische voorraadlijsten laten zien dat het hele gebied aanvankelijk rijke tarweoogsten leverde. Maar tarwe maakte steeds meer plaats voor gerst en na verloop van enkele eeuwen 'werden de velden wit'. Bevloeiing zonder afdoende drainage leidt tot verzilting. Irrigatiewater verdampt uit de bodemkruin, de opgeloste bodemzouten slaan neer en vormen uiteindelijk een witte korst. Gerst is minder zoutgevoelig dan tarwe, maar tenslotte houdt alleen de dadelpalm zich staande in dit zoute milieu. Gevolg was dat de kolonisatiegrens weer terug schoof naar het Noorden.
Oudste cultuurrijkenMesopotamië heeft vele oude en grote culturen gekend. De bakermat van de beschaving was Sumerië. Voor de bijbelse geschiedenis zijn de twee belangrijkste centra Babel en Assur. SumerDeze bakermat van de beschaving lag in de benedenloop van de Eufraat en Tigris, nabij de moerassige delta. In de periode 2800-2360 voor Christus bloeide hier de Sumerische cultuur met stadstaten als Ur, Eridu, Erech rondom de tempelstad Nippur. Uit deze cultuur stamt het eerste (spijker-)schrift in Azië. Rond 2360 wordt Sumer veroverd door de Akkadiërs die het eerste wereldrijk in de geschiedenis bouwen onder hun vorsten Sargon en Naramsin. Omstreeks 2100 wordt Akkad verslagen door de Gutiërs (Kaukasiërs). Ongeveer een eeuw later herstelt de Sumerische cultuur zich onder derde dynastie van Ur (koning Urnammu). Uit deze dynastie dateert o.a. de ziggurat (tempeltoren) van Ur.
BabylonOmstreeks 1894 voor Christus wordt de eerste Babylonische dynastie gevestigd. Grootste naam uit deze dynastie is Hammurabi (1792-1750), bekend van zijn wetgeving. Babel wordt steeds bedreigd door de Amorieten op zijn Westflank en Mitanni op zijn Oostflank. Ca. 1600 wordt het veroverd door de Hethieten, wier bakermat ligt op de Anatolische hoogvlakte (Centraal-Turkije). In later eeuwen wordt Babel opgeslokt door Assyrië. In 626 ontstaat weer een onafhankelijk Neo-Babylonië o.l.v. Nabopolassar. In 612 vernietigt een coalitie van Babyloniërs en Meden de Assyrische hoofdstad Ninevé. Het nieuwe wereldrijk is van korte duur: in 539 wordt de stad Babel ingenomen door de Meden en Perzen o.l.v. Cyrus/Kores.
AssyriëHet hartland van het Assur ligt hoger dan Babel. In het Oostelijk en Noordoostelijk bergland kan men steen en hout winnen. Het wat koelere en vochtiger klimaat maakt landbouw zonder irrigatie mogelijk. De drie achtereenvolgende hoofdsteden van Assyrië liggen aan de Tigris: Assur - Kalach (ca. 850) - Ninevé (Sanherib, ca. 700 tot ondergang 612). Tiglath-Pileser III (745-727, t.t.v. Jesaja) breidt Assyrië sterk uit van de Perzische Golf tot Israël door de opbouw van het eerste permanente leger. Assyrische bronnen vermelden Uzzia als hoofd van de Westelijke coalitie die hun opmars tijdelijk tot staan brengt. Shalmaneser V (726-722) verovert het tienstammenrijk, maar sterft tijdens de inname van Samaria. Zijn opvolger Sargon II claimt de overwinning en voert de overlevenden weg naar Assur. Assur blijft een bedreiging voor Juda tot zijn ineenstorting (612-609) onder de aanvallen van Babyloniërs en Meden.
De belangrijkste reisroute vanuit Mesopotamië naar het Middellandse Zeegebied volgde de Eufraat naar het Noorden. Via Haran (‘weg, reis’ - kennelijk een kruispunt en pleisterplaats), Aleppo en Damascus bereikte de weg de hoogte van Golan. De hoofdroute stak ter hoogte van Hazor de Jordaan over, ging langs de westoever van het meer van Galilea om het bergland van Galilea heen en doorkruiste de vlakte van Jizreël. Via Megiddo, Jokneam of Dothan bereikte men de kustvlakte (vandaar via maris, 'weg der zee', Jesaja 8:23), Ashkelon, Gaza en uiteindelijk Egypte. Op de Golan takte de zogenaamde Koningsweg af, die via het Overjordaanse, om de Dode Zee heen door de Sinaï naar Egypte voerde. Hierop sloot in Edom de karavaanroute vanuit Arabië aan (later beheerst door de Nabateeërs vanuit Petra). Om vanuit Mesopotamië Kanaän te bereiken, moest men dus altijd een grote boog om de Syrische en Arabische woestijn heen maken. De via maris bereikte Kanaän vanuit het Noorden. Vandaar dat Israël zo vaak werd bedreigd door 'koningen van het Noorden' - ook al lagen hun rijken in feite pal oostelijk. AbramUitgaande van de conservatieve datering moet Abram rond 2166 in Ur der Chaldeeën geboren zijn. Men heeft dit Ur wel willen identificeren met Urfa (Edessa) in Noord-Mesopotamië. Tegenwoordig bestaat er brede overeenstemming dat het zuidelijke Ur in Sumer bedoeld wordt. De aanduiding 'der Chaldeeën' is waarschijnlijk een latere toevoeging, omdat deze groep pas rond 1000 voor Christus het gebied van Babylon (Sinear, Chaldaea) binnen trok. Langs de via maris trekt Abram naar Haran. Vandaar, waarschijnlijk in het voorjaar van 2090, als er na de winterregens nog voldoende gras voor het vee was, vervolgt hij zijn trek. In Kanaän verlaat hij de hoofdroute en trekt over het bergland naar Sichem, Bethel en Ai, en de Negev. Tijdens een periode van droogte en hongersnood wijkt hij uit naar Egypte, waar de Nijl steeds voldoende water levert. Teruggekeerd vestigt hij zich in het heuvelland bij de terebinten van Mamre, het latere Hebron. Abrams verdere levensverhaal vermeldt de redding van Lot en anderen uit de handen van vier Mesopotamische koningen die via de koningsweg zijn binnengevallen. Op de terugweg van Dan naar Hebron ontmoet hij Melchizedek, koning van Salem - de eerste vermelding van Jeruzalem (toen een Jebusitische vestingstad).Zijn omzwervingen brengen hem opnieuw in de Negev, nabij Gerar, de vroegste Filistijnse handelskolonie, en bij Beersheba (‘bron van de eed’). De vermelding van Filistijnen is geen anachronisme. Deze handelaars zijn van een duidelijk ander karakter dan de hoofdgroep van Zeevolken die rond 1200 na de vergeefse aanval op Egypte in de Gazastrook landt. Ook de Hethieten van wie Abram de spelonk bij Makhpela (Gen 23 - Hebron; het huidige Haram-el-Khalil is deels gebouwd door Herodes) koopt, zijn geen mythe of anachronisme. De archeologie heeft de aanwezigheid van groepen Proto-Hethieten aangetoond[1], die later werden geabsorbeerd door het Oud-Hethietische Rijk (vanaf ca. 1800). Dat had zijn centrum in Midden-Turkije, maar strekte zich soms uit tot de grenzen van Egypte en de Perzische Golf. Wanneer u meer wilt lezen over de schriftkritische benadering en de bronnenhypothese m.b.t. het ontstaan van de Pentateuch, klikt u hier. Ook kunt u een eenvoudige vergelijking van twee verklarings- modellen bekijken. |
Laatst aangepast op dinsdag, 10 mei 2011 08:14 |
You need to login or register to post comments.
Reageer op dit artikel in het forum. (0 posts)